Compensatie, regelingen, in Nederland

Deze pagina bevat de volgende artikelen

Deze pagina is voor het laatst geactualiseerd 11 februari 2021

 

 

De meldplicht beroepsziekten

Historie en juridisch karakter

De Arbowet kende tot november 1999 de plicht voor werkgevers om (ook vermoede) beroepsziekten en gevaar voor de gezondheid bij de Inspectie te melden (privacy was toen niet zo’n issue). Die bepaling leverde weinig op, het was juridisch merkwaardig dat iemand zichzelf zou moeten ‘aangeven’. Sociale partners signaleerden dat de verplichting op de werkgever rust terwijl feitelijk alleen de bedrijfsarts de melding kan doen. In de SER stemden ze in met vervallen van de verplichting indien er een andere voorziening viel te treffen voor representatief inzicht.

“Arbeidsomstandighedenwet 1998”

Het daarop volgende voorstel tot wetswijziging (“Arbeidsomstandighedenwet 1998”) beperkte de meldplicht voor arbeidsongevallen tot ernstige arbeidsongevallen, en schrapte de meldplicht voor beroepsziekten, onder gelijktijdige aankondiging van een op te zetten registratie/signaleringssysteem. Dit mede vanuit de toenmalige beroering rond asbest. De Memorie van Toelichting: “Het departement verzorgt momenteel subsidie voor het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, voor informatieverspreiding en deskundigheidsbevordering en een op te zetten registratie / signaleringssysteem. Oogmerk is dat door meldingen vanuit arbodiensten representatief inzicht ontstaat. Mocht dat niet goed van de grond komen, dan kunnen arbodiensten op basis van artikel 15 verplicht worden tot informatieverstrekking.” (Opmerking: dit artikel 15 betreft de mogelijkheid van nadere regelgeving via een Algemene Maatregel van Bestuur, zonder tussenkomst van het Parlement; het huidige artikel 16.)

De SP wilde de meldplicht behouden, VVD-staatssecretaris Hoogervorst moest bij de Kamerbehandeling vrezen dat Paars partner PvdA met de SP mee zou stemmen. Hij redde de coalitie-eenheid door zelf een wijziging voor te stellen. En zo bevat de wet sinds november 1999 de plicht voor bedrijfsartsen of arbodiensten beroepsziekten te melden bij een door de minister aangewezen instelling, i.c. het NCvB, het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. De informatieverplichtingen inzake arbeidsongevallen zijn sindsdien gewijzigd, de meldplicht beroepsziekten formeel wel, feitelijk niet.

Arbowet: boete mogelijk

Regering, Parlement en sociale partners hechten aan de beroepsziektemelding. Per juli 2017 is dit nog eens benadrukt, door het wetsvoorstel ‘versterking betrokkenheid bij de arbodienstverlening’. De minister van SZW is sindsdien wettelijk verplicht tot vergoeding van uitvoeringskosten van de voor registratie van meldingen aangewezen instelling. Verder heet het niet melden door de bedrijfsarts van een beroepsziekte een overtreding, te beboeten door de Inspectie SZW. Dat steunde op een unaniem pleidooi in de SER, in 2012 en 2014, om aan niet-naleving van de wettelijke meldplicht een sanctie te verbinden. Twijfels in de Tweede Kamer deden toenmalige minister Asscher besluiten deze bepaling nog niet in werking te laten treden, in afwachting van een evaluatie (in 2021?). De bewindspersoon wilde de voorgenomen bepaling alleen opschorten, niet schrappen, want zo “.. geef je de duidelijke boodschap af dat de wetgever die [meld]verplichting heel serieus neemt en ten tweede creëer je de mogelijkheid dat de bepaling snel wordt gebruikt als Kamer en regering dat beide noodzakelijk vinden.”

Advies Raad van State over beboeten van niet melden

De twijfels in de Tweede Kamer over beboeting werden mede gevoed door de afwijzing van de Raad van State op dit punt. De Raad vindt het niet aannemelijk dat de onderrapportage inzake beroepsziekten met beboeting zal worden opgelost. Bestraffing is geen proportionele en geschikte reactie. “Artsen die wel beroepsziekten melden doen dat uit overwegingen van professionele taakopvatting: zij willen hun werk goed doen.” De kerntaak van de bedrijfsarts ligt in het verbeteren van de arbeidsomstandigheden in ‘zijn’ bedrijven. “Het melden van beroepsziekten is daarmee vergeleken van relatief geringe betekenis. Het ligt daarom meer in de rede bedrijfsartsen te motiveren tot het melden van beroepsziekten – aan te spreken op hun professionaliteit – dan hen te bestraffen voor het achterwege laten ervan.”

Daarnaast geldt dat een overtreding lastig te bewijzen is. De regering schreef in de toelichting op het wetsvoorstel te denken aan onderzoek van de Inspectie SZW naar bedrijfsartsen die geen of relatief weinig beroepsziekten melden. Dat is bijna de helft. De Raad van State had dan ook vragen over de onderzoeksinspanning en de capaciteit van de Inspectie.

Beboeting snel in te voeren

Als gezegd, minister Asscher liet de bepaling over beboeting van niet melden nog niet in werking treden. Hij was daartoe bevoegd omdat volgens het door het Parlement geaccordeerde wetsvoorstel onderdelen op verschillende data in werking kunnen treden. Dit met een in het spraakgebruik geheten klein Koninklijk Besluit, buiten het Parlement om, met de spreekwoordelijke pennenstreek: handtekeningen van de verantwoordelijke minister en de Koning volstaan. Als gezegd, een evaluatie van de arbowetswijziging kan er aanleiding toe geven. De teruglopende cijfers van de verplichte melding wijzen er voor de buitenwacht op dat bedrijfsartsen de melding niet zo serieus nemen als de wetgever …

 

Systemen van compensatie van schade door arbeid in Nederland

Nederland kent diverse systemen voor tegemoetkoming van schade van werknemers door hun werk. Dat betreft met name arbeidsongevallen en beroepsziekten. De werking van deze kaders ontmoet voortdurend kritiek:

  • werkgevers menen dat er te veel aansprakelijkheid bij hen gelegd wordt
  • werknemers wijzen op de praktijk van moeizame en langdurige procedures met matig resultaat.

Onderstaande benoemt de systemen met enige indrukken over hun werking.

Werkgeversaansprakelijkheid   Het Burgerlijk Wetboek regelt in Nederland de aansprakelijkheid voor schade, ook die door werk. Werkgevers kunnen in sterke mate voor werkgerelateerde schade aansprakelijk gehouden worden. Met name in het midden- en kleinbedrijf betekent dat een moeilijk in te schatten en fors risico. Een groot deel van de werkgevers in Nederland heeft dan ook een AVB-polis, de Aansprakelijkheidsverzekering Bedrijven.

Werknemers moeten in het BW-regime aantonen dat hun letselschade is opgelopen door een ‘schade toebrengend feit’ in het werk, en ze moeten stellen dat de werkgever zijn zorgplicht niet nakwam. Voor de werkgever geldt hierbij een omgekeerde bewijslast. Hij zal moeten kunnen aantonen dat het ongeval, dankzij door hem genomen veiligheidsmaatregelen, niet aan hem kan worden geweten. Gevolg is vaak een lange strijd, met inschakeling van (elkaar tegensprekende) experts. Dat vooruitzicht en complexiteit van de materie zijn voor velen reden om geen procedure aan te gaan.

De arbeidsverhouding lijdt zeker onder een juridische strijd. In 2006 constateerde het wetenschappelijk bureau van het Ministerie van Justitie dat het aantal aansprakelijkheidsclaims op diverse terreinen toenam, zoals in vervolg op verkeersongevallen. Op het domein van de arbeid was er geen toename. De verklaring heette dat mensen het moeilijk vinden te procederen tegen een hen bekende, i.c. de werkgever, die bovendien een rol speelt of spelen kan bij weer aan het werk komen.

Een enkele keer is er gesignaleerd dat de rechters in uitspraken over aansprakelijkheid van werkgevers voor schade bij werknemers minder zware eisen aan de bewijsvoering (door met name de werknemer) zou stellen. Er zou een beweging zijn van de ‘schuldaansprakelijkheid’ naar ‘risicoaansprakelijkheid’: de rechter laat het reëel bestaan van een risico meewegen ingeval van een niet perfecte objectieve bewijsvoering voor schade.

Directe verzekering   In dit systeem sluit de werkgever een verzekering af ten behoeve van werknemers. Die richten een eventuele claim direct aan de verzekeraar, nadelen voor de arbeidsverhouding hoeven zich niet voor te doen. Maar de vergoeding kan kleiner zijn, een modale werknemer staat tegenover een ervaren verzekeraar.

Schadefonds   Dit keert – onder voorwaarden – uit, zonder nog enige betrokkenheid van de werkgever, en vooral zonder enige consequentie voor hem zoals door verhoging van de verzekeringspremie. Bepaalde getroffenen die niet meer kunnen verhalen op (vroegere) werkgevers kunnen volgens een vrij gestandaardiseerde procedure een (voorschot en) gestandaardiseerd bedrag krijgen.

Nederland kende een silicosefonds voor mijnwerkers. Iets dergelijks bestaat er wat betreft de beroepsziekte mesothelioom in de regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers. Recent is er een overeenkomstige regeling wat betreft (mogelijk) getroffenen door Chroom-6. Nederland gaat kennen een betrekkelijk grote regeling tegemoetkoming beroepsziekten door gevaarlijke stoffen, wellicht werkend per medio 2022.

Cao-regelingen   Tenslotte zijn er nog in een groot aantal cao’s regelingen opgenomen die bij ongevallen of beroepsziekten voorzien in vormen van aanvullende compensatie voorzien (aanvulling op de 70% van het loon, ziektekosten e.d.). Het blijkt dat lang niet alle betrokkenen bekend zijn met deze regelingen en ook hier geldt dat de compensatie beperkt van aard is.

Ervaringen en visie van betrokkenen onderzocht

Uit onderzoek van Knegt, Eshuis e.a. blijkt dat betrokkenen over het algemeen weinig zicht hebben op het praktisch functioneren van compensatiesystemen. En ten tweede leeft onder hen de problematiek van de compensatie van arbeidsongevallen en beroepsziekten slechts in beperkte mate. Het staat vrijwel nergens hoog op de beleidsagenda. Ook op de praktijk van de verzekeringen is er weinig zicht.

Het bovenstaande is grotendeels gebaseerd op:

Knegt, R., W.A. Eshuis, J.M. Gaarthuis, A. Lunenborg, P. Mauser, J.R. Popma, M.

Stekelenburg (2012). Verhaal van werkgerelateerde schade. HSI, Amsterdam.

https://dare.uva.nl/search?identifier=171d10b3-3aa5-45d7-a483-89dcbda69bc6

Leeswijzer daarbij:

  • Het hoofdstuk “Samenvatting en conclusies” blz. vii tot en met blz. x, resp. de betreffende hoofdstukken in het rapport.
  • Een indruk van buitenlandse systemen valt te lezen op blzn. x en xi, resp. hoofdstuk 5 en de betreffende bijlagen van het rapport.

 

 

 

Wetenschappelijk onderzoek over compensatiesystemen en hun preventieve werking

 

Proefschrift Eshuis: onderzochte werknemerscompensatiesystemen voldoen niet, nieuwe paradigma’s nodig

Eshuis’ proefschrift doet verslag van een theoretisch en empirisch onderzoek. Hij keek naar de preventieve werking van vier verschillende systemen van werknemerscompensatie. Zijn empirisch onderzoek bestaat uit

  • juridische analyse van werknemerscompensatiesystemen, twee in Nederland en twee in België;
  • vragenlijstonderzoek onder werknemers en werkgevers;
  • zeven casestudies.

Lappendeken met nauwelijks effect

Hij concludeert dat van de compensatiesystemen nauwelijks een preventief effect uitgaat.

Werknemerscompensatie blijkt te bestaan uit een lappendeken van verschillende systemen naast elkaar die in de praktijk op verschillende wijze vorm krijgen. Die beperkte samenhang van compensatiesysteem en preventie is vooral gevolg van kenmerken van de desbetreffende arbeidsorganisaties. Die hebben vaak weinig responsiviteit, ze laten zich niet of nauwelijks beïnvloeden door externe prikkels, “.. en de communicatieve verhoudingen in de arbeidsorganisaties zijn dusdanig dat gezamenlijke leerprocessen na een ongeval, beroepsziekte of schadeclaim niet of nauwelijks tot stand komen.” Ook de aard van het voorval heeft wat invloed:

preventie van beroepsziekten komt nog moeilijker tot stand dan preventie van arbeidsongevallen.

Eshuis analyse wijst erop dat de systemen gebaseerd zijn op als vanzelfsprekend aangenomen, maar niet bewijsbaar werkende paradigma’s, zoals de gedachte dat financiële prikkels preventief werken  en dat zelfregulering arbeidsorganisaties stimuleert tot preventief handelen.

Bouwstenen voor een alternatief

Eshuis ziet in zijn onderzoek enkele punten voor een alternatieve preventiebenadering.

Allereerst gaat het hem om een nieuw interventieparadigma: voor ingrijpen achter de voordeur van non-responsieve arbeidsorganisaties, op basis van vrijwilligheid, dan wel bemoeizorg, dan wel formele drang. Daartoe “.. dient aan minimaal twee voorwaarden te worden voldaan:

– wil de verzekeraar invloed kunnen hebben op de preventie in arbeidsorganisaties dan dienen zowel werkgever als werknemer tot het cliëntsysteem te behoren;

– de verzekeraar moet een onafhankelijke positie hebben ten opzichte van het cliëntsysteem zodat hij de cliënten kan aanspreken op hun verantwoordelijkheid.”

Ten tweede bepleit hij een pragmatisch preventieparadigma. Dit voor op gang brengen van gezamenlijke leerprocessen. “Dit paradigma kan in werknemerscompensatiesystemen worden vormgegeven door in de periode van nazorg een reconstructie te maken van het voorval, van het daardoor ontstane letsel en van de te nemen preventiemaatregelen. Via de methode van de reconstructie kan in arbeidsorganisaties de kennis en ervaring van de verschillende actoren over werkzame bestanddelen van preventie van arbeidsongevallen en beroepsziekten bij elkaar gebracht worden tot een effectieve aanpak.”

Wim Eshuis, proefschrift 2013

Werknemerscompensatie in de steigers: Naar een nieuwe aanpak van werknemerscompensatie en preventie van arbeidsongevallen en beroepsziekten in arbeidsorganisaties

https://dare.uva.nl/search?identifier=3eb068e5-3e67-4fc9-9428-38ac5d8565f6

 

 

Onderzoek in opdracht van SZW: enkele bestaande cao’s bieden aanknopingspunten

Toenmalig staatssecretaris De Krom (VVD) bracht in 2012 de kwestie van compensatie van schade door arbeid weer op de politieke agenda. Dit in zijn evaluatie van de arbowetswijzigingen 2005 en 2007, alsmede de beleidsdoorlichting van het arbobeleid. Hij zag als beste optie regeling bij cao. Het ministerie liet onderzoek doen naar de stand van zaken en de mogelijkheden van cao’s.

De auteurs, onder wie bovengenoemde promovendus Eshuis, schreven: “Over het realiseren van compensatie via de cao hebben betrokkenen nog niet zo’n uitgesproken standpunt. Men constateert dat met deze optie zowel voordelen zijn verbonden (onder andere: een sectorspecifieke invulling) als nadelen (onder andere: het onderwerp kan een ruilobject worden in cao-onderhandelingen).”

Arbeidsongevallen deels gecompenseerd

Diverse bestaande cao’s hebben een arbeidsongevallenverzekering, sommige (bedrijfs)cao’s dekken daarin ook ongevallen in de privésfeer. Deze bieden een uitkering op basis van een percentage blijvende invaliditeit. Dat is meestal geoperationaliseerd in een lijst met vastgestelde bedragen, waaronder ook een eenmalige uitkering voor het spreekwoordelijke verloren vingerkootje. Een bekend voorbeeld is de verzekering in de bouwsector; die zou echter matig bekend zijn bij kleine bouwbedrijven, en deze zouden nogal eens nalatig zijn wat betreft informatie aan werknemers en mogelijkheden tot claimen. Dergelijke regelingen hebben het voordeel van eenvoud en dus snel afwikkelen. Het nadeel is dat vaak maar een deel van de totale schade gecompenseerd wordt – met dus een grotere kans van alsnog beroep op het aansprakelijkheidsrecht.

Aanvullingen op reguliere sociaal stelsel

De auteurs zien diverse andere regelingen in cao’s voor arbeidsrisico. Ze zien een zeker perspectief in cao-regelingen die zogenaamde aanvullingsregelingen behelzen. Dat gaat dan om een vergoeding van medische kosten, aanvulling van de wettelijk verplichte loondoorbetaling bij ziekte, soms tot 100% van het oorspronkelijke loon, respectievelijk aanvulling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. Deze voldoen huns inziens het beste wat betreft hoogte van schadecompensatie voor de werknemer. Daarnaast verstoort de regeling de arbeidsverhouding niet. Met name de aanvullingsregelingen “.. voorzien in een vroegtijdige compensatie, al gedurende de periode van loondoorbetaling, waardoor de getroffene zich optimaal kan concentreren op herstel van de gezondheid en op werkhervatting.”

Knegt, R., W.A. Eshuis, J.M. Gaarthuis, A. Lunenborg, P. Mauser, J.R. Popma, M.

Stekelenburg (2012). Verhaal van werkgerelateerde schade. HSI, Amsterdam.

https://dare.uva.nl/search?identifier=171d10b3-3aa5-45d7-a483-89dcbda69bc6

 

 

Onderzoek in opdracht van FNV: aanknopingspunten in combinaties van cao en directe verzekering

De bond FNV liet Eshuis – inmiddels gepromoveerd – onderzoek doen: kunnen cao-regelingen of een wettelijk verplichte directe verzekering een oplossing bieden voor de knelpunten? De auteur zag beide vormen van schadecompensatie als mogelijke alternatieven, maar schetste ook hoe voordelen van beide systemen te combineren zijn.

(alternatief 3) De schade wordt, met uitzondering van kleine schade bij werknemers met een cao, afgehandeld via een wettelijk verplichte directe verzekering.

(alternatief 4) Kleine schade wordt via een cao-regeling afgehandeld. De grote schade wordt geduid als onder meer schade na twee jaar, bestaande uit langdurig verlies van inkomen, hoge(re) kosten voor medische behandeling, immateriële schade. Deze wordt “binnen het domein van de cao afgehandeld door een aan de cao gelieerde verzekeringsmaatschappij, bijvoorbeeld via een semi-collectieve (aanvullende) verzekering tegen werkgerelateerde schade.”

(alternatief 5) Kleine schade “.. van alle werknemers (ook de werknemers zonder cao) afgewikkeld via het (collectieve of individuele) arbeidscontract .. en grote schade via een wettelijk verplichte directe verzekering of een aan de cao gelieerde verzekeraar.”

Wim Eshuis, 2015 – Alternatieven voor schadevergoeding (en preventie) van arbeidsongevallen en beroepsziekten. Verslag van een onderzoek in opdracht van vakcentrale FNV. Amsterdam, Wetenschappelijk bureau voor de vakbeweging, de Burcht. .. mede gefinancierd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Publicatie nr. 7 te downloaden van https://www.deburcht.nl/wetenschappelijk-bureau/publicaties

 

Risque professionel systeem?

Nederland is internationaal gezien een buitenbeentje. De publiekrechtelijke werknemersverzekeringen in ons land gaan uit van het ‘Risque social’. De dekking maakt geen onderscheid naar oorzaak. Terwijl vrijwel wereldwijd een Risque professionel systeem geldt: getroffenen van een beroepsziekte of arbeidsongeval krijgen aparte uitkeringen e.d., vaak hoger dan die voor niet door werk veroorzaakte gezondheidsschade.

Nederland schafte het Risque professionel af met de introductie van de WAO per juli 1967. Verantwoordelijk minister Veldkamp gaf een roemrucht voorbeeld: de man die uitglijdt op weg naar z’n werk en een been breekt, krijgt een hogere uitkering dan de man die uitglijdt op weg voor verzorgen van z’n zieke moeder. Is die ongelijkheid te rechtvaardigen?

De discussie is sindsdien niet gestopt. Bij de introductie van de WIA als opvolger van de WAO is een EGB overwogen, een Extra Garantieregeling Beroepsrisico’s, maar afgewezen mede op advies van sociale partners. Een van de vele dilemma’s is lastig voor vooral de vakbeweging: een wat hogere compensatie vanwege beroepsrisico betekent nagenoeg onvermijdelijk enige verlaging van de uitkeringen voor ziekte / arbeidsongeschiktheid van werkenden met een wat zwakkere gezondheid. Is die ongelijkheid te rechtvaardigen?

Geeft een Risque professionel systeem rechtvaardiger compensatie, geeft het meer inzicht in risicofactoren, leidt het tot meer preventie? Een eenduidig, algemeen antwoord is niet te geven. Op onderdelen, bij specifieke aandoeningen kan er een positieve werking zijn. In de discussie valt sterk op dat in landen met zo’n systeem veel onvrede bestaat: over grote kosten door ongegronde aanvragen, vier keer zoveel als toekenningen is niet ongewoon; over ongeloofwaardig weinig toekenningen; over moeizame procedures daarvoor; over onzichtbaarheid van preventie. Dit niet in het minst in Scandinavische landen die in Nederland een ‘sociaal hoogwaardig’ heten.

Meer lezen:

Een beknopt overzicht van voor- en nadelen van Risque professionel is te vinden op de website van het NCvB. Dat overzicht baseert zich op een SZW-publicatie uit 2000 (de Sociale Nota 2001) – een teken dat deze discussie in Nederland weinig voortgang kent.

https://www.beroepsziekten.nl/helpdesk/wat-zijn-de-voor-en-nadelen-van-een-risque-professionel-systeem

Een stukje geschiedenis van de WAO is te vinden in het Historisch Nieuwsblad 2002/2

https://www.historischnieuwsblad.nl/raad-van-state-voorzag-wao-debacle-al-in-1963/

Ecorys verzorgde in 2010 een evaluatie van het NCvB. Het onderzocht daarbij de verzekering van beroepsrisico in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Zo’n stelsel is evenmin garantie voor een hoge meldingsgraad, toont het instituut aan.

https://www.consultancy.nl/media/Ecorys%20-%20Evaluatie%20Centrum%20voor%20Beroepsziekten-1495.pdf